Zomaar een ochtend

De leraar staat in de deuropening en geeft ieder kind een hand. Het is een warm welkom. De leerling kijkt hem aan: hij mag er zijn.

De klasgenootjes zijn er al. Enkelen komen enthousiast op hem af. Als de kinderen op hun plaats zitten, zeggen zij samen met de leraar een ochtendspreuk. Op dit moment zijn volwassene en kind even gelijk. “Ik zie rond in de wereld, waarin de zon haar licht zendt, waarin de sterren fonkelen, waarin de stenen rusten, de planten levend groeien, de dieren voelend leven, waarin de mens bezield de geest een woning geeft.” De les kan beginnen.

 

De lespraktijk van dag tot dag

Elke dag verloopt volgens een vast ritme. De eerste uren van de dag krijgen de kinderen les in een hoofdvak. De rest van de dag zijn er vaklessen. Als hoofdvakken worden rekenen, taal, heemkunde, dier- en plantkunde, aardrijkskunde, geschiedenis en natuurkunde gegeven. Het onderwijs in de hoofdvakken wordt ook wel periodeonderwijs genoemd, omdat deze vakken telkens gedurende een periode van 3 tot 4 weken dagelijks gegeven worden. Vreemde talen als Engels en Duits; kunstzinnige vakken als muziek, schilderen, vormtekenen en toneel; en bewegingsvakken als gymnastiek, euritmie, tuinbouw, handenarbeid en handwerken komen iedere week als vakles terug.

Mijn klas en ik

Een leraar of lerarenduo (veel leraren hebben een duobaan) blijft in principe de gehele lagereschooltijd bij dezelfde groep kinderen. Dit heeft als voordeel dat kinderen en leraar of duo door de jaren heen veel voor elkaar kunnen betekenen. Er ontstaat een hechte band.

De kinderen leren ook andere docenten kennen, doordat er voor een aantal vaklessen vakdocenten zijn, en doordat klassenleraren vaklessen geven in elkaars klassen. Tegenwoordig wordt op veel vrijescholen de lerarenbezetting per klas jaarlijks opnieuw bekeken.

Kinderen zitten met leeftijdgenoten in één klas. Het jaarthema en de lessen sluiten aan bij de leeftijd. De leerlingen hebben dus in hun lagereschooltijd een zelfde groep kinderen om zich heen. Ze horen bij elkaar. “Doe jij het jaar nog maar eens over” komt daarom in de vrijeschool nauwelijks voor.

 

Elk jaar zijn eigen verhaal

In de vrijeschool worden veel verhalen verteld. De verhalen zijn zo uitgezocht dat ze als jaarthema precies passen bij de leeftijd van de kinderen. Hierdoor herkennen zij zich in de personages en leren ervan.

De verhalen kunnen ook uitgangspunt voor de lessen zijn.

Het thema komt in alle vakken terug, zodat het jaar een eigen karakter krijgt.